Zij-instromer en leerkracht op een AZC school
Carmen Aarssen
‘Mijn werk is niet altijd eenvoudig, maar ik krijg er heel veel voldoening van’
Carmen is geboren in Tilburg. Opgegroeid in een heus onderwijsgezin. Vader onderwijzer, moeder pedagogisch medewerker. Van jongs af aan ervoer ze zorgzaamheid en dat heeft ze ook meegekregen van haar ouders. ‘Ik wist op mijn vijfde al: ik word kleuterjuf. Ik herinner me nog altijd hoe mijn juf me vroeg om haar te vertellen hoe laat het was. Dan keek ik uit het raam naar de kerkklok. Eerst de grote wijzer, dan de kleine. En hoe trots ik dan was dat ik haar had kunnen helpen. Het voelde niet eens als leren.
Doen wat ik leuk vind
Terugkijkend op mijn schooltijd, herinner ik me vooral de leerkrachten die mijn verbeeldingskracht aanwakkerden. In de bovenbouw van de basisschool had ik een leraar die heel goed kon tekenen. ’s Ochtends klapte hij het bord open en zagen we een prachtige krijttekening staan. Het mooiste kwam dan nog; het verhaal dat hij erbij wist te vertellen. Daar keek ik altijd naar uit. Ik was altijd al druk bezig met tekenen en knutselen. Mijn broer was me daarin voorgegaan. Ik hielp hem met schoolopdrachten, die veel precisiewerk vereisten. In mijn pakket op de middelbare school had ik tekenen, textiele werkvormen, grafische vormgeving en omgangskunde. Na verschillende toelatingsexamens bij grafische scholen, kon ik op meerdere plaatsen beginnen. Ik koos voor St. Lucas in Boxtel, waar ik helemaal in mijn element was. Daarna werkte ik bij verschillende reclamebureaus. Ik begon als DTP’er met de opmaak van reclamefolders en later mocht ik huisstijlen ontwerpen. Leuk werk, maar ik werd er wel een beetje afgestompt van. De hele dag alleen achter je PC zitten, weinig contact met mensen. Ik had vooral het gevoel dat mijn werk er weinig toe deed. Zitten ze hier nu echt op te wachten? Wat is de waarde van wat ik doe voor de samenleving?
‘Mijn stage in de taalklas, daar is het allemaal begonnen’
Mijn echte passie vinden
Na eerst nog een switch gemaakt te hebben naar een ander bureau, wist ik dat ik het roer moest omgooien. Ik schreef me in voor de Pabo. Inmiddels was ik 30. Bij Fontys in Eindhoven kon ik de driejarige deeltijdopleiding doen. Ik vond het wel prettig dat ik kon blijven werken en dat de groep medestudenten heel divers was qua leeftijden en achtergrond. Drie avonden per week naar school, een dag in de week stage lopen. Dat was pittig. Daarnaast werd ik in het eerste jaar zwanger van mijn zoon en studeerde ik hoogzwanger van mijn dochter af. Mijn sociale leven had door de opleiding wel te lijden, maar ik vond het de moeite waard om dit offer te brengen. Ik wist dat ik hiermee een baan zou krijgen waar ik echt blij van zou worden. Mijn eerste stage was fantastisch, mijn tweede stage was een ramp. Ik voelde me overbodig en ongewenst. Als dat mijn eerste stage was geweest, weet ik niet of ik had doorgezet. Ik herpakte me in ieder geval snel en bleef positief. Daarna heb ik allerlei leuke stages gehad op reguliere scholen, een Jenaplan school en een school met een taalklas. Daar is mijn liefde voor deze doelgroep begonnen, kinderen met een migrantenachtergrond.
Kinderen een goede start geven
Mijn carrière in het onderwijs begon met jaren van invalwerk. In de invallerspool moest je klaarstaan voor vervanging van zieke leerkrachten. Het voordeel was dat ik minder administratieve druk had, het nadeel was de onzekerheid en de onrust. Ik kon ’s ochtends gebeld worden om diezelfde dag in te vallen. Dat maakte het plannen voor mezelf wat lastig. Uiteindelijk kwam ik op een reguliere basisschool met daarin een Taalschool terecht, waar ik al eerder vertrouwd mee was geraakt via mijn stage. Ik was daarnaast betrokken bij de Summer Skool 013, waar onder andere veel kinderen kwamen die nauwelijks Nederlands spreken. Ik wist meteen dat ik op een Taalschool wilde werken. Toen er een paar weken later een vacature kwam, heb ik meteen gesolliciteerd. Ik vond het wel spannend, want ik wist niet of ik het wel aankon. Het voelde een beetje als in het diepe springen, maar het bleek allemaal mee te vallen. Je rolt er vanzelf wel in en het werk was heel dynamisch. Na zes jaar op de Taalschool gewerkt te hebben, ben ik begonnen als leerkracht op de basisschool van het AZC in Gilze.
‘Wat voor mij voorop staat, is dat ik kan bijdragen aan de toekomst van deze kinderen’
Geluk in elk moment
Wat ik zo mooi vind op deze school, is dat de kinderen zo ontzettend leergierig en dankbaar zijn. Ze fleuren helemaal op als ze weer iets kunnen vragen en ik ze meteen begrijp, als ze weer wat meer woordjes kunnen leren. Ook de groei die je ziet, vanaf het moment dat ze net binnenkomen tot wanneer ze weer vertrekken. Dat laatste vind ik wel lastig. Dat je een band opbouwt en dat je na verloop van tijd weer afscheid moet nemen als het gezin een volgende fase ingaat van het asielzoekersproces. Of dat je soms helemaal geen afscheid kunt nemen, omdat een gezin zelf met onbekende bestemming is vertrokken en je waarschijnlijk nooit zal weten hoe het ze zal vergaan of dat ze door COA overgeplaatst worden naar een andere AZC en er geen tijd is voor afscheid. Wat voor mij hoe dan ook voorop staat, is dat dit werk betekenisvol is, dat ik mijn steentje kan bijdragen aan de toekomst van deze kinderen en dat ik ze op school echt even kind kan laten zijn. Ik was vroeger altijd jaloers op vriendinnen die in het onderwijs werkten. Dat ze vertelden dat je hard moet werken, heeft me nooit weerhouden. Ik geniet elke dag van al die vrolijke koppies, hun speelse onbevangenheid. Al weet ik dat er thuis regelmatig weinig reden tot lachen is.
Balans bewaren
Werken op een AZC school vraagt continu schakelen en flexibel zijn. Je maakt behoorlijk wat mee dat emotioneel beladen is. Dat is intensief en tegelijk juist de reden dat ik me hier zo thuis voel. Het gaat ergens over. Kinderen hebben aandacht en zorg nodig, een veilige basis waarop ze verder kunnen ontwikkelen. En daar mogen wij iets in betekenen. Met onze kennis, maar vooral door wie we zijn. We hebben soms te maken met onveilige thuissituaties, afwezige vaders, heftige herinneringen aan het thuisland of aan de reis naar Nederland, kinderen die veel meer zorg nodig hebben dan we ze kunnen bieden, verdriet en boosheid, maar evengoed ook vertedering en blijdschap, zorgeloosheid, stil geluk en diepe waardering. Van ouders die je met tranen in hun ogen bedanken dat hun kind steeds beter Nederlands spreekt, van kinderen die zich bij wijze van spreken aan je vastklampen en je eigenlijk nooit meer zouden willen loslaten. Gaandeweg word ik weerbaarder, neem ik niet alles mee naar huis. Het helpt enorm als ik met mijn collega’s kan praten over wat me bezighoudt of waar ik me zorgen over maak.
Samen sterk
Met al die verschillende niveaus in de groep, ben ik de hele dag bezig met instructies geven. Op een reguliere school heb je vaak drie niveaus van differentiatie, bij ons is dat vaak op 11 of 12 niveaus. Dat betekent hard werken, ook met de steun van een onderwijsassistent of -ondersteuner. En dan heb je nog het gedrag van kinderen, dat soms onvoorspelbaar kan zijn. Ik heb geleerd om achter dat gedrag te kijken, begrip te hebben voor de oorzaken van gedrag. Het is heel belangrijk dat je niet te snel oordeelt. Hoe kinderen zich uiten, hangt vaak samen met wat ze eerder hebben ervaren. In een vluchtelingenkamp waar ze voor hun lijfsbehoud hebben moeten vechten bijvoorbeeld. Ik merk dat kinderen elkaar graag helpen. Kinderen die wat langer hier zijn en al wat beter Nederlands spreken, helpen nieuwkomers. En als een kind wat teruggetrokken is en weinig aansluiting vindt, dan zie je ook dat kinderen op allerlei manieren proberen om verbinding te maken. Ik heb een meisje in de klas dat helemaal in zichzelf gekeerd is. Vandaag heb ik haar met Google Translate wat vragen gesteld in haar moedertaal en toen merkte ik dat ze begon te praten. Ze vertelde dat ze lang gepest is en niemand heeft om mee te communiceren. Later op het schoolplein zag ik dat kinderen haar uitnodigden om mee te spelen. Het is prachtig om te zien hoe kinderen uit hun schulp kruipen en hoe ze elkaar steunen.
‘Het vraagt empathisch vermogen, geduld en veerkracht’
Eindelijk een vaste baan
Na 3 jaar op de Taalschool van Plein 013 gewerkt te hebben, konden ze me geen vast contract geven. Ik ben toen ‘Docent NT2’ (Nederlands als tweede taal) gaan studeren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen via Bisbee Flexonderwijs. Belangrijkste reden was dat ik daardoor een baangarantie kreeg. Wat ook meehielp was dat de studie grotendeels vergoed werd. Na afronding kreeg de ik de helft van het studiegeld terug en de andere helft kon ik terugverdienen door voor Bisbee te blijven werken. Plein 013 heeft toen contact opgenomen met Bisbee en heeft mij geholpen met het regelen van een vast contract bij Bisbee, die mij op hun beurt detacheerde naar Plein 013, zodat ik bij de Taalschool kon blijven werken. Na zeven jaar tijdelijke contracten was ik wel toe aan een vast contract. Ik vind het werk op de AZC school nog wat meer bij me passen dan de Taalschool, omdat het hier echt om de basis gaat en om het versterken van hun kansen en redzaamheid. Mijn kennis van NT2 komt van pas bij het aanleren van de Nederlandse taal en bij het kiezen van een nieuwe thematische woordenschatmethode. Ik kan onder andere theoretisch onderbouwen waarom we bepaalde keuzes maken. Daarnaast is mijn grafische achtergrond wel handig, in allerlei creatieve werkvormen of voor beeldende communicatie met kinderen en ouders. Ik heb ook twee keer een compleet nieuw schoollogo mogen ontwerpen door mijn achtergrond.
Hulpbronnen
Wat je nodig hebt in dit vak, is een flinke portie empathisch vermogen, veel geduld en veerkracht en natuurlijk organisatorische vaardigheden. Dat is nu eenmaal iets wat in het hele onderwijs erbij hoort. Ook signaleren en observeren hoort bij het werk. Je moet goed kunnen kijken naar gedrag en de context daarachter. Het is ook goed als je geen binnenvetter bent en het prettig vindt om te delen. Kinderen hebben meer dan gemiddeld structuur nodig, dus ook dat moet je kunnen brengen. Op school weten kinderen waar ze aan toe zijn. Thuis is het vaak wat verwarrender.
Verwondering
Ik leer net zoveel van de kinderen als zij van mij. Zo hoorde ik dat een kind twee moeders heeft van wie er een in Irak woont en de ander op het AZC. Haar vader heeft dus twee vrouwen. Toen we dat bespraken in de klas, bleken er nog meer kinderen hiermee vertrouwd te zijn. Er werd zelfs over een opa met 5 vrouwen gesproken, heel normaal… Zij snappen op hun beurt niet dat je kinderen kunt hebben zonder getrouwd te zijn of dat je een nieuwe relatie hebt met een ook gescheiden man die ook weer kinderen heeft.
Mijn advies:
spreek zoveel mogelijk mensen die al in het onderwijs werken, vraag hen de oren van het hoofd, informeer naar de leuke, maar ook naar de lastige kanten van het vak. Dan krijg je een eerlijk beeld en maak je de beste keuze.